Woonlasten ouders bij berekening kinderalimentatie

04 Jun 2021

Hoe om te gaan met de woonlasten van de ouders bij de berekening van de hoogte van de kinderalimentatie?

 

Bij het berekenen van de hoogte van de kinderalimentatie wordt vaak uitgegaan van een forfaitair bedrag aan woonlasten zoals ook de Expertgroep Alimentatienormen adviseert.

Echter er is ook vaak discussie over de hoogte van de woonlasten bij de bepaling van de draagkracht. Dient er nu gerekend te worden met het forfait of met de werkelijke woonlasten bij de bepaling van de draagkracht?

De Hoge Raad heeft hierop recent antwoord gegeven. Lees hier de uitspraak van de Hoge Raad.

In deze casus had de man ervoor gekozen om zijn woonlasten erg laag te houden. Hij had de hele overwaarde van de verkochte echtelijke woning geïnvesteerd in zijn nieuwe woning en daardoor hoefde hij nauwelijks nog een hypotheek af te sluiten. Hierdoor waren zijn woonlasten maar € 95,– per maand. De forfaitaire woonlasten bedroegen € 678,30 per maand.

De vrouw gaf bij de rechtbank alsook later bij het Hof aan dat er bij de berekening van de draagkracht van de man uitgegaan diende te worden van de lagere woonlasten en niet van de forfaitaire woonlasten.

Zowel de Rechtbank als het Hof gaven aan dat het de keuze van de man is om zijn eigen vermogenspositie in te richten. Volgens het Hof is er geen sprake van een dusdanig uitzonderlijke situatie dat van het forfaitair stelsel zoals de Expertgroep Alimentatienormen adviseert, moest worden afgeweken.

De vrouw kreeg dus ongelijk en er werd gerekend met forfaitaire woonlasten in de draagkracht van de man. Hierdoor kon de man minder kinderalimentatie betalen.

Wat vindt de Hoge Raad?

De Hoge Raad ziet dat in dit specifieke geval anders. Volgens de Hoge Raad is het hanteren van een forfaitaire woonlast zoals de Expertgroep Alimentatienormen niet-bindend adviseert, op zichzelf niet in strijd met de wettelijke maatstaven. Het draagt bij aan de voorspelbaarheid en rechtszekerheid en voorkomt dat iedere wijziging in de woonlasten moet leiden tot een nieuwe berekening of procedure.

Vervolgens overweegt de Hoge Raad, maar wanneer bij het rekenen met een forfaitaire woonlast niet kan worden voorzien in de behoefte van het kind en er aanwijzingen zijn dat de woonlast van (een van) de ouders duurzaam aanzienlijk lager is dan het forfaitaire bedrag, dan zal de rechter steeds moeten nagaan of de draagkracht van die ouder bij de toepassing van de werkelijke woonlast zou leiden tot een hogere onderhoudsbijdrage voor het kind. Is dat het geval dan dient de rechter de hogere bijdrage op te leggen, of in elk geval te motiveren waarom daar gelet op de omstandigheden van het geval, geen aanleiding voor is. Het Hof had dat in dit geval niet gedaan en derhalve vernietigt de Hoge Raad de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak naar een ander Hof.

 

Conclusie

Wederom een uitspraak waaruit blijkt dat de Hoge Raad bij het bepalen van de kinderalimentatie het belang van de kinderen om zo veel mogelijk te voorzien in hun behoefte van groter belang acht dan het belang van de ouders bij het hanteren van de richtlijn van de Expertgroep.

Let dus goed op bij het berekenen van de kinderalimentatie op de werkelijke woonlasten die een ouder heeft. In het belang van de kinderen zal met een werkelijke woonlast die hoger is dan het forfait geen rekening gehouden worden. Dan zal steeds van de forfaitaire woonlast worden uitgegaan.