Dwarslaesie door duik in ondiep open water. Kan de eigenaar/beheerder aansprakelijk zijn?

WIJ.legal dwarsleasie Fact

Duiken in ondiep water is zeer gevaarlijk. Helaas komt het regelmatig voor dat een zwemmer hierdoor een dwarslaesie oploopt. Is de eigenaar van het openbaar water mogelijk aansprakelijk?

Onlangs heeft rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een dergelijke zaak.

Het ongeval

Op 12 juni 2020 ging het slachtoffer met zijn vriend zwemmen op een plaats aan het meer waar meerdere personen aan het zwemmen waren. Een aantal personen stond al in het water en moedigden de jongen aan om ook in het water te komen. De 16-jarige jongen trok een sprintje vanaf de oever, is een stukje het water in gerend en vervolgens het water ingedoken. Door deze duik in het ondiepe water heeft hij zijn nek gebroken. Hij heeft een dwarslaesie waardoor hij blijvend rolstoel gebonden is.

Het betreffende deel van het meer is gelegen in een openbaar natuurgebied. Het Landschap is de eigenaar/beheerder. Het slachtoffer heeft Het Landschap aansprakelijk gesteld. Nationale Nederlanden is de verzekeraar van Het Landschap.

Argumenten in de aansprakelijkstelling

Het slachtoffer vindt dat Het Landschap aansprakelijk is op basis van de volgende feiten:

  • Het natuurgebied is een natuur- en recreatiegebied waar veel gezwommen wordt. Juist ook op de plaats waar het ongeval plaatsvond.
  • Ten tijde van het ongeval werd er nog meer gezwommen, nu door de Covid-maatregelen weinig andere recreatie mogelijk was. Het Landschap wist dit.
  • Ook was bekend dat het water op veel plaatsen ondiep was.
  • Het is een feit van algemene bekendheid dat jongeren niet altijd de nodige voorzichtigheid in acht nemen.
  • Er was dan ook een grote kans dat een jongere recreant in het water zou duiken zonder eerst te kijken hoe diep het water was.

De eigenaar/beheerder had recreanten moeten waarschuwen. Bijvoorbeeld door borden te plaatsen die waarschuwen voor het ondiepe water. Het Landschap heeft dit niet gedaan en hiermee haar zorgplicht geschonden. Het Landschap is aansprakelijk, aldus het slachtoffer.

WIJ.legal dwarsleasie Fact 2

Verweer Het Landschap

Het meer is niet aangemerkt als zwemlocatie in de zin van de wet. Kwaliteits- en veiligheidseisen zijn dan ook niet van toepassing. Bij de ingang van het natuurgebied staat een bord; ‘betreden op eigen risico’. Ondiep water en zwemmen is in zijn algemeenheid niet gevaarlijk. De kans op gevaar is gering. Dit gevaar doet zich pas voor als iemand al rennend het ondiepe water induikt. Er waren ook geen indicatoren die erop zouden wijzen dat je daar kon duiken [duikplank, kade of andere kunstmatige verhoging].

Het water was niet helder. Des temeer reden om zich eerst ervan te vergewissen of het water diep genoeg was om te duiken.

Daarbij is het zeer bezwaarlijk om in een natuurgebied van ongeveer 9000 hectare waarschuwingsborden te plaatsen. Het Landschap beschikt niet over deze financiële middelen.

Ook is het maar de vraag of de waarschuwingsborden hadden geholpen, aldus het Landschap.

Het Landschap/Nationale Nederlanden erkent geen aansprakelijkheid.

Uitspraak Rechtbank

Het feit dat het natuurgebied niet is ingericht als zwemlocatie ontslaat Het Landschap niet van iedere zorgplicht. Het meer werd veelal door jongeren gebruikt als onofficiële zwemlocatie. Het was open water met laag gras aan het water, aldus geschikt om te zwemmen en te zonnen.

Volgens de rechtbank valt het wel te verwachten dat een jongere recreant een duik neemt in ondiep water. Waarschuwingsborden [bv in het water] hadden wel geholpen en het is niet bezwaarlijk deze te plaatsen. Dit wil niet zeggen dat het Landschap op alle plaatsen deze borden moet plaatsen. Maar op deze plaats wel gelet op de omstandigheden.

De rechtbank is van oordeel dat het Landschap aansprakelijk is voor het ontstaan van het ongeval.

Eigen schuld

Wel is de rechtbank van oordeel dat het slachtoffer voor de helft [50%] eigen schuld heeft aan het ongeval. Hij is zelf niet voorzichtig geweest. Omdat hij de plek niet kende en het geen officiële zwemlocatie was had hij eerst moeten kijken hoe diep het water was.

Aldus een vergoedingsverplichting voor Het Landschap van 50% van de schade. De rechtbank past wel een billijkheidscorrectie toe op basis van de ernst van het blijvend letsel dat het slachtoffer op jonge leeftijd heeft opgelopen. Het Landschap/Nationale Nederlanden zal 80% van de schade moeten vergoeden.

Conclusie

Deze uitspraak is in overeenstemming met eerdere uitspraken, alhoewel daar vaak wel sprake is van officiële zwemrecreatie. Het betreft hier open water zonder formele zwemrecreatie. Maar ook dan kan dus een eigenaar/beheerder aansprakelijk zijn voor zwemongevallen, afhankelijk van de omstandigheden.

Edith de Koning

Edith de Koning-Witte

Kan de verzekeraar de letselschade verhalen op de (dronken) bestuurder?

sleutel

Bestuurder met alcohol op veroorzaakt een ongeval. Inzittende loopt letsel op. Kan de verzekeraar de letselschade verhalen op de bestuurder?

In 2014 veroorzaakt de bestuurder van een auto onder invloed van alcohol een verkeersongeval. De inzittende loopt letsel op. De verzekeraar van de auto vergoedt de schade aan de inzittende en zoekt verhaal bij de bestuurder. De bestuurder wil niet betalen nu hij uitgaat van dekking op de polis. De zaak komt tot aan de Hoge Raad die onlangs uitspraak heeft gedaan.

WAM verzekeraar [Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen]

Het uitgangspunt van de WAM is dat het slachtoffer [behoudens enkele wettelijke uitsluitingen] altijd schadeloos gesteld moet worden. Wel speelt eventueel gedeeltelijk eigen schuld een rol. Bijvoorbeeld het letsel is mede ontstaan door het niet dragen van de gordel. Ook meerijden met een bestuurder waarvan men wist dat deze teveel alcohol had genuttigd kan gedeeltelijk eigen schuld opleveren.

Onderhavige casus

De auto was van de vader van bestuurder. De vader van de bestuurder had voor de auto een WAM verzekering afgesloten. In de WAM is geregeld dat een benadeelde bij een verkeersongeval zich direct kan wenden tot de verzekeraar van de betreffende auto.

In de polis van vader staat dat er geen dekking is als de bestuurder niet had mogen rijden, omdat hij teveel alcohol op had.  Deze uitsluiting kan echter [wettelijk] niet aan de gewonde inzittende tegengeworpen worden. Op basis van de WAM krijgt de inzittende een schadevergoeding van € 105.000,00.

De verzekeraar wil gaan verhalen op de bestuurder die onder invloed van alcohol het ongeval heeft veroorzaakt. Niet het volledige bedrag maar de verzekeraar vordert € 25.000,00 van de bestuurder.

Is verhaal op de bestuurder mogelijk?

De verzekeraar was wettelijk verplicht om de inzittende schadeloos te stellen, terwijl er geen dekking was. Dit betekent dat de verzekeraar het bedrag dat zij heeft uitgekeerd mag verhalen op de aansprakelijke persoon [hier bestuurder].

Wel bestuurder, maar niet verzekeringnemer

Het verhaalsrecht  van de verzekeraar geldt echter niet ten aanzien van de bestuurder die niet de verzekeringnemer is, tenzij hij niet, te goeder trouw, mocht aannemen dat zijn aansprakelijkheid door een verzekering was gedekt. In casu is de vader van de bestuurder verzekeringnemer.

De bestuurder betaalt niet en de verzekeraar stapt naar de rechter.

De hamvraag is of de bestuurder onder invloed van alcohol niet, te goeder trouw, mocht aannemen dat zijn aansprakelijkheid door verzekering was gedekt.

Rechtbank en Hof

Wijzen beiden de vordering van de verzekeraar af.

Het Hof komt in het kort tot de conclusie dat het geen feit van algemene bekendheid is dat schade bij rijden onder invloed zeer wel van dekking kan zijn uitgesloten. Om mogelijke dekkingsconsequenties te begrijpen en te overzien is specifieke kennis en enig juridisch inzicht nodig, aldus het Hof. Het Hof gaat er dus van uit dat de bestuurder, te goeder trouw, mocht aannemen dat er dekking zou zijn.

Verzekeraar legt de zaak voor aan de Hoge Raad

De Hoge Raad geeft aan dat goede trouw ook ontbreekt als de bestuurder goede reden had te twijfelen over de vraag of zijn aansprakelijkheid door verzekering was gedekt. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het Gerechtshof Amsterdam en verwijst terug naar Gerechtshof Den Haag.

Conclusie

Als de bestuurder ook de verzekeringsnemer is, speelt de discussie over goede trouw niet inzake het aannemen van dekking. Immers uit de polisvoorwaarden blijkt dat er geen dekking is voor schade die veroorzaakt wordt als de bestuurder onder invloed van alcohol verkeert. Het betreft een verzekeringsovereenkomst tussen verzekeringnemer en verzekeraar.

Maar het is dus anders als de auto wordt uitgeleend en de bestuurder dan dus geen verzekeringnemer is. Dan is de vraag of de bestuurder, te goeder trouw, ervan uit mocht gaan dat er dekking is? Dit is dus voor discussie vatbaar.

Het ongeval was van 2014. Kunnen we in ieder geval nu, 9 jaar later, niet stellen dat het een feit van algemene bekendheid is dat schade bij rijden onder invloed niet is verzekerd?

Gerechtshof Den Haag zal arrest gaan wijzen.

Gehele uitspraak: ECLI:NL:HR:2023:1164

Edith de Koning

Huurster valt door trapgat en loopt ernstig letsel op. Verhuurder aansprakelijk.

Psychische klachten

Huurster had een gedeelte van een pand gehuurd. Het betrof een kamer met keuken en een slaapzolder, die via een vlizotrap bereikbaar was. Huurster valt ‘s-nachts door het onbeschermde trapgat en loopt ernstig schedel- en hersenletsel op. Zij stelt de verhuurder aansprakelijk.


Oorzaak val door trapgat

De huurster heeft, gelet op het opgelopen letsel, geen herinnering aan het ongeval. De verzekeraar van de huurder neemt aanvankelijk aan dat de huurster uit het bed is gevallen en door het trapgat viel. De verzekeraar erkent aansprakelijkheid. Maar komt hierop terug. De verzekeraar neemt nl. later het standpunt in dat de huurster in een dekbed gehuld van de vlizotrap is gedaald en hierdoor ten val kwam. De verzekeraar wijst daarom de aansprakelijkheid alsnog af.

De huurster start een procedure.


Rechtbank

De rechter stelt vast dat bij beide beoordelingen de verzekeraar over dezelfde informatie beschikte. De verzekeraar kan aldus niet terugkomen op de erkenning van aansprakelijkheid. Thans is van belang voor welk deel de verhuurder aansprakelijk is.


Bouwbesluit

De verhuurder duidt de zolder aan als slaapzolder. Het betreft dus een woonfunctie. Volgens het bouwbesluit is dan een vaste trap met leuningen vereist. De rechter oordeelt dat de vlizotrap de kans op ongevallen vergroot.


Eigen schuld

Het is niet duidelijk hoe de huurster is gevallen. Het bed was wel met het voeteneind vlak langs het trapgat geplaatst, echter dit acht de rechter niet onzorgvuldig. Of de huurster met dekbed de trap afdaalde is niet vast komen te staan. De huurster betwist dit. Dit betekent dat de verzekeraar die toedracht moet bewijzen.

De rechter oordeelt dat het in strijd handelen met het bouwbesluit nu er sprake is van een woonsituatie, veel zwaarder weegt dan de mogelijkheid dat huurster met het dekbed de vlizotrap was afgedaald. Immers ook dan had haar val onderbroken kunnen worden door leuningen, hekwerk etc. Op betrekkelijk eenvoudige wijze had de huurder het valgevaar kunnen beperken door het plaatsen van een trap, leuningen en hekwerk om het trapgat. Na het ongeval is de huurder hiertoe ook overgegaan.

De rechter is wel van mening dat er 25% eigen schuld is aan de zijde van de huurster. De rechter laat na aan te geven op welke wijze de huurster dan heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval. Immers het staat niet vast dat de huurster met een dekbed de vlizotrap is afgedaald.


Billijkheidscorrectie

De huurster komt volgens de rechter een billijkheidscorrectie toe. Dat wil zeggen dat zij alsnog 100% van haar letselschade vergoed krijgt. Dit op basis van de volgende argumenten:

  1. Huurster heeft zeer ernstig schedel-/hersenletsel opgelopen.
  2. Huurster heeft een zwakkere positie ten opzichte van huurder.
  3. De huurder is verzekerd voor aansprakelijkheidsrisico’s.


Conclusie

Een vlizotrap voldoet dus niet als er sprake is van een woonsituatie. Een vlizotrap is namelijk voor incidenteel gebruik. En verblijfsruimte, dus ook slaapruimte toiletruimte en badruimte, moeten via een vaste trap bereikbaar zijn.

De huurster krijgt 25% eigen schuld. Waarom is niet geheel duidelijk. Aan bewijslevering wordt echter niet toegekomen nu de huurster alsnog haar volledige letselschade vergoed krijgt op basis van de billijkheidscorrectie. De exacte toedracht doet er dan ook niet meer toe.

Volledige uitspraak:  ECLI:NL:RBGEL:2023:3031

Edith de Koning

Edith de Koning-Witte

Claim patiënten vanwege gebrekkige heupprothese

Medisch

Bij diverse patiënten zijn Metal on Metal heupprothesen [MoM] geplaatst. Deze zijn geproduceerd of in het verkeer gebracht door Biomet. De heupprothesen zouden tot gezondheidsklachten leiden. De betrokken patiënten houden Biomet aansprakelijk voor de schade die zij lijden.

Stelling patiënten

De patiënten kregen tussen 2004 en 2009 een MoM prothese geplaatst. Door frictie tussen de onderdelen van de MoM-heupprothese komen deeltjes chroom en kobalt[ionen] vrij. Deze komen terecht in de bloedbaan en in de weefsels. Aldus zorgen de vrijgekomen deeltjes voor gezondheidsklachten.

Biomet betwist aansprakelijk te zijn. Volgens Biomet is er geen sprake van een gebrek en van schade ten gevolge daarvan.

Hoe zit het juridisch?

De patiënten baseren hun vordering op de productaansprakelijkheid. Er geldt een risicoaansprakelijkheid bij degene die het [gebrekkige] product op de markt heeft gebracht. Een product is gebrekkig als het bij een normaal gebruik, voor het doel waarvoor het bestemd is schade veroorzaakt.

Van belang hierbij is o.a. wel het tijdstip waarop het product op de markt is gebracht. De gebrekkigheid in het product moet worden beoordeeld aan de hand van de veiligheidsnormen die bestonden op het tijdstip dat het op de markt werd gebracht. Doorslaggevend is dus of de hulpzaak volgens de destijds heersende medische inzichten geschikt werd geacht. Het gaat om de wetenschappelijke en technische kennis op het tijdstip  waarop het product op de markt is gebracht.  [= State of Art]. De Hoge Raad heeft zich hierover uitgesproken op 16 juli 2021.

Rechtbank

Na diverse deskundigenberichten oordeelt de rechter dat het in die tijd wel duidelijk was dat er door slijtage metaaldeeltjes in het bloed en weefsels terecht konden komen. Maar het toxicologisch effect daarvan was niet bekend. Ook was het niet bekend wat voor reacties dit op het lichaam teweeg zou brengen, bij wie en hoe ernstig die dan zouden zijn.

Kortom in de periode 2004-2009 was het niet bekend dat de vrijkomende metaaldeeltjes tot gezondheidsschade zou leiden. In die relevante periode waren de MoM -heupprothesen ‘state of the art’ en dus niet gebrekkig. De eventuele bekende nadelen van het gebruik ervan wogen niet op tegen de voordelen die een dergelijke prothese eveneens biedt. werden voor lief genomen.

Periode na 2009

In de loop van de tijd, na 2009, is geleidelijk aan meer bekend geworden over de aard en de ernst van de problemen die konden optreden bij MoM-prothesen. Geleidelijk aan lijkt de overtuiging te zijn ontstaan dat in ieder geval voor de meeste patiënten de risico’s op complicaties bij plaatsing van MoM-prothesen niet opwegen tegen de voordelen. Daarbij lijkt mede een rol te hebben gespeeld dat een alternatief product toen sterk verbeterd was: de MoP-prothesen, metal on polythylene. Deze prothesen zijn in de loop van de tijd veel beter gaan presteren doordat de kwaliteit van het kunststof sterk is verbeterd. De MoM-heupprothesen hebben een dergelijke ontwikkeling niet doorgemaakt.

Dit neemt echter niet weg dat de MoM prothesen tussen 2004 en 2009 state of the art waren.

De vordering wordt aldus afgewezen.

De eisers worden veroordeeld in de proceskosten van bijna € 90.000,00.

Conclusie

Bij de beoordeling of een medisch hulpmiddel gebrekkig is is het dus van belang te kijken naar de stand van de wetenschap op het moment van het op de markt brengen van het medisch hulpmiddel. Dit vergt veel specialistisch onderzoek [door deskundigen] en kan uiteindelijk na zoveel jaar tot negatieve resultaten voor de patiënten leiden.

Mogelijk volgt nog hoger beroep.

Gehele uitspraak: ECLI:NL:RBROT:2023:5214. Zie ook ECLI:NL:HR:2021:1172

Edith de Koning

Edith de Koning