Omgangsregeling met kleinkind wordt gemakkelijker

Omgangsregeling kleinkind

Toegang voor opa en oma bij de rechter om een omgangsregeling met kleinkind te krijgen wordt gemakkelijker!

Het wetsvoorstel drempelverlaging omgang grootouders is onlangs naar de Tweede kamer gezonden. Grootouders kunnen omgang met hun kleinkind verzoeken op basis van artikel 1:377a BW. [Klik hier voor het nieuwsbericht]

“Het kind heeft recht op omgang met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat”.

Opa en oma moeten nu aantonen dat deze nauwe persoonlijke betrekking er is. Grootouders moeten aanvullende omstandigheden stellen om aan te geven dat zij van groot belang zijn geweest voor de kinderen, en dat er méér contact is geweest dan normaal contact. Dat blijkt nu soms een lastige opgave.

Door het wetsvoorstel dat nu is ingediend komt er een wettelijk vermoeden van een nauwe persoonlijke betrekking. In dat geval wordt het uitgangspunt dus dat de grootouders een nauwe persoonlijke betrekking hebben en zullen de ouders of één van hen moeten aantonen dat er geen nauwe persoonlijke betrekking tussen de grootouders en het kleinkind is. De ouders óf een van de ouders moet[en] zich dan verweren en aantonen dat er geen nauwe persoonlijke betrekking is tussen grootouders en kleinkind.

Net als in de huidige jurisprudentie zijn daarbij bij de uitleg van het begrip ‘nauwe persoonlijke betrekking’ alle omstandigheden van het geval van belang.

Er zal bijvoorbeeld geen sprake zijn van een nauwe persoonlijke betrekking:

  • in de situatie waarin de grootouders vanaf de geboorte van een kind geen contact met het kind hebben gehad;
  • het contact al jaren verbroken is;
  • als er heel weinig omgang was, bijvoorbeeld een of twee keer per jaar.

Wel een nauwe persoonlijke betrekking wordt o.a. bepaald aan de hand van de navolgende omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien:

  • als de relatie tussen grootouder en kleinkind van belang is voor de identiteitsontwikkeling van het kind;
  • de mate waarin een vertrouwensband bestaat;
  • het belang van de relatie tussen grootouder en kleinkind;
  • de omstandigheden waarin het kind zich bevindt;
  • de regelmaat en de intensiteit van het contact.

Door de verruiming van het bewijsvermoeden wordt de toegang tot de rechter extra

verruimd als het gaat om een verzoek tot omgang tussen grootouders en kleinkinderen.

Toewijzing omgangsregeling?

Dat beslist de rechter, het moet in het belang van het kind zijn en er mogen geen extra spanningsvelden voor het kind ontstaan. Bijvoorbeeld tussen de ouders en de grootouders, waarbij het kind de dupe kan worden.

Overigens pleit ook de wetgever ervoor dat mediation wordt ingezet tussen ouders en grootouders om geschillen bij de rechtbanken te voorkomen.

Niet bekennen dat je samenwoont kan een duur grapje zijn!

Als iemand samenwoont als waren zij gehuwd, eindigt de verplichting tot partneralimentatie direct.

In artikel 1:160 BW staat namelijk:

“Een verplichting van een gewezen echtgenoot om uit hoofde van echtscheiding levensonderhoud te verschaffen aan de wederpartij, eindigt … dan wel is gaan samenleven met een ander als waren zij gehuwd of als hadden zij hun partnerschap laten registreren”.

Wat moet je bewijzen?

Degene die vermoedt dat de ander samenwoont, moet bewijzen dat de ander samenwoont. Dat blijkt in de praktijk een duivels karwei. Soms wordt een detective ingeschakeld om dit te bewijzen. En dan nog is de bewijslast heel ingewikkeld. Men noemt dat een “probatio diabolica”, het is vrijwel onmogelijk het bewijs te leveren.

Voor een bevestigende beantwoording van de vraag of sprake is (geweest) van een samenwoning in de zin van 1:160 BW is vereist dat tussen de onderhoudsgerechtigde en [vermoedelijke partner]

(1) een affectieve relatie van (2) duurzame aard bestaat, die meebrengt dat zij elkaar (3) wederzijds verzorgen, (4) met elkaar samenwonen en (5) een gemeenschappelijke huishouding voeren.

Alle vijf bovengenoemde punten moeten bewezen worden door degene die vermoedt dat de ander samenwoont als waren zij gehuwd.

Bewijs gelukt!

In deze casus is het de man wel gelukt te bewijzen dat de vrouw samenwoonde met een ander als waren zij gehuwd. Daarbij was naast het rechercheonderzoek doorslaggevend dat de vrouw haar woning als Airbnb verhuurde.

Als klap op de vuurpijl heeft het Gerechtshof de vrouw veroordeeld tot de betaling van alle kosten van het door de man ingeschakelde rechercheonderzoek van € 21.478,- betalen.

Een duur grapje !

Nieuwe wet dubbele achternaam kinderen is op 21 maart 2023 aangenomen!

Goed nieuws!

Kinderen kunnen vanaf de inwerkingtreding van de nieuwe wet per 1 januari 2024 de achternamen van beide ouders krijgen. De ouders hebben zelf de keuze.

Achtergrond van de wet is dat met twee achternamen de verbondenheid van het kind met allebei de ouders tot uitdrukking kan komen. Ouders kunnen een dubbele achternaam geven aan het oudste kind in het gezin. Die keuze geldt dan ook voor de eventuele volgende kinderen.

Ook nog goed nieuws voor de kinderen die op of na 1 januari 2016 geboren zijn. Voor die ouders gaat de overgangswet in per 1 januari 2024.

Ouders van die kinderen hebben heel 2024 de tijd om de achternaam voor deze kinderen alsnog te kunnen aanpassen naar de dubbele achternaam.

De dubbele achternaam schrijf je overigens zonder koppelteken.

Ik ben benieuwd hoeveel mensen van deze mogelijkheid gebruik gaan maken? Dat gaan we zien in de toekomst.

Lees hier het artikel van de Rijksoverheid.

Vaccineren van kinderen: ja of nee?

In het kader van het rijksvaccinatieprogramma worden vaccinaties aangeboden om kinderen te beschermen tegen ernstige infectieziekten zoals kinkhoest en tetanus. Deelname is vrijwillig. Een arts heeft voor deelname toestemming van de ouders nodig. Maar wat als uw ex-partner geen toestemming wil verlenen? In dit artikel wordt ingegaan op het antwoord.

Voor het antwoord op de vraag is relevant wat de leeftijd van het kind is. 

16 jaar of 17 jaar

In het rijksvaccinatieprogramma zitten geen vaccinaties voor kinderen van 16 of 17 jaar. Het is wel mogelijk dat uw kind een COVID-19 vaccinatie wil of een vaccinatie nodig heeft voor een reis. Een kind van 16 of 17 jaar mag dan zelf beslissen over de vaccinatie. Hiervoor is geen toestemming of verklaring van de ouders nodig.

Tussen de 12 en 15 jaar

Voor een behandeling van een kind van 12, 13, 14 of 15 jaar is toestemming van het kind en de ouder(s) nodig. De wet geeft aan dat een kind toch behandeld kan worden indien de behandeling nodig is om ernstig nadeel voor het kind te voorkomen. Echter zal bij een vaccinatie niet vaak sprake van een dusdanige medische noodsituatie zijn. Een andere mogelijkheid is wanneer uw kind de behandeling weloverwogen zelf blijft wensen, ondanks dat een van de gezagdrager(s) weigert.

Jonger dan 12 jaar

Indien het kind jonger dan twaalf is, is toestemming nodig van de gezagdrager(s) van het kind. Indien uw kind wel gevaccineerd wil worden, biedt dit gezien de jonge leeftijd van het kind geen uitweg om de weigering van uw ex-partner te negeren.

Een arts kan een beroep doen op het goed hulpverlenerschap indien hij het medisch onverantwoord zou vinden om de behandeling uit te stellen. Zoals hierboven al aangegeven, zal dit voor de vaccinatie niet snel van toepassing zijn.

U kan nog via de kinderrechter vervangende toestemming vragen voor de vaccinatie van uw kind. Uit rechtspraak blijkt dat kinderrechters deze vervangende toestemming vrijwel altijd zullen toekennen, omdat zij deelname aan het rijksvaccinatieprogramma in het belang van het kind achten. Hiervoor heeft u wel een advocaat nodig.  

Een andere optie is mediation. Met behulp van een onafhankelijke mediator kan geprobeerd worden overeenstemming te bereiken met uw ex-partner.

Conclusie

Indien uw kind jonger dan 16 is zal vaak de toestemming van beide gezagdrager(s) nodig zijn. Hier zijn uitzonderingen op. Twijfelt u over wat u het beste kunt doen? Neem dan gerust contact op met Liedeke Floris voor advies.