Als iemand samenwoont als waren zij gehuwd, eindigt de verplichting tot partneralimentatie direct.
In artikel 1:160 BW staat namelijk:
“Een verplichting van een gewezen echtgenoot om uit hoofde van echtscheiding levensonderhoud te verschaffen aan de wederpartij, eindigt … dan wel is gaan samenleven met een ander als waren zij gehuwd of als hadden zij hun partnerschap laten registreren”.
Wat moet je bewijzen?
Degene die vermoedt dat de ander samenwoont, moet bewijzen dat de ander samenwoont. Dat blijkt in de praktijk een duivels karwei. Soms wordt een detective ingeschakeld om dit te bewijzen. En dan nog is de bewijslast heel ingewikkeld. Men noemt dat een “probatio diabolica”, het is vrijwel onmogelijk het bewijs te leveren.
Voor een bevestigende beantwoording van de vraag of sprake is (geweest) van een samenwoning in de zin van 1:160 BW is vereist dat tussen de onderhoudsgerechtigde en [vermoedelijke partner]
(1) een affectieve relatie van (2) duurzame aard bestaat, die meebrengt dat zij elkaar (3) wederzijds verzorgen, (4) met elkaar samenwonen en (5) een gemeenschappelijke huishouding voeren.
Alle vijf bovengenoemde punten moeten bewezen worden door degene die vermoedt dat de ander samenwoont als waren zij gehuwd.
Bewijs gelukt!
In deze casus is het de man wel gelukt te bewijzen dat de vrouw samenwoonde met een ander als waren zij gehuwd. Daarbij was naast het rechercheonderzoek doorslaggevend dat de vrouw haar woning als Airbnb verhuurde.
Als klap op de vuurpijl heeft het Gerechtshof de vrouw veroordeeld tot de betaling van alle kosten van het door de man ingeschakelde rechercheonderzoek van € 21.478,- betalen.
Een duur grapje !