Confettikanon ontploft in winkel

Tijdens werkzaamheden van een medewerkster van Action ontploft een confettikanon en loopt de medewerkster ernstig oogletsel op. Is Action aansprakelijk?

Het gebeuren

De werkzaamheden van de medewerkster van Action bestaan onder meer uit het aanvullen en sorteren van producten in de schappen. De medewerkster pakte een confettikanon op uit het schap omdat het daar niet hoorde te liggen. Terwijl zij met het confettikanon in haar handen langs de schappen liep, is het confettikanon tot ontploffing gekomen in haar gezicht en liep zij ernstig oogletsel op.

Arbeidsinspectie

De arbeidsinspecteur heeft partijen gehoord en doet geen nader onderzoek omdat hij het ongeval ziet als een ongelukkige samenloop van omstandigheden.

De medewerkster spreekt haar werkgever aan maar Action erkent geen aansprakelijkheid. De medewerkster is dan ook genoodzaakt naar de rechter te stappen.

Zorgplicht werkgever

Een werkgever is alleen aansprakelijk als hij zijn zorgplicht heeft geschonden. Het is aan de werkgever om te bewijzen dat zij aan haar verplichting om voor een veilige werkplek en arbeidsomstandigheden te zorgen heeft voldaan.

Action stelt dat zij  aan haar zorgplicht heeft voldaan. Action stelt dat zij geen maatregelen hoeft te nemen of niet hoeft te waarschuwen voor algemene bekende gevaren/risico’s die bij de werknemer bekend mogen worden verondersteld. Het is een feit van algemene bekendheid dat er een gevaar op letsel ontstaat wanneer iemand een confettikanon met beide handen vasthoudt, op het gezicht richt en door met de handen in tegengestelde richting te draaien het ontploffingsmechanisme activeert, aldus Action. Ook verwijst Action naar de arbeidsinspecteur die spreekt van een ongelukkige samenloop van omstandigheden.

Oordeel rechter

Partijen verschillen van mening over hoe het confettikanon tot ontploffing is gekomen. De medewerkster ontkent dat zij aan het confettikanon heeft gedraaid en volgens haar is het confettikanon spontaan tot ontploffing is gekomen. Action meent te zien op de camerabeelden dat medewerkster haar handen in tegengestelde richting heeft gedraaid.

De rechter heeft de beelden gezien en kan niet concluderen dat hierop te zien is dat de medewerkster een draaiende beweging maakt.  Ook geeft de rechter aan dat het geen feit van algemene bekendheid is hoe een confettikanon tot ontploffing gebracht kan worden. Action had maatregelen moeten treffen ter voorkoming van een dergelijk ongeval. Action had moeten waarschuwen voor het gevaar dat gepaard gaat met het werken met confettikanonnen.

Action voert nog aan dat zij duizend artikelen in haar schappen heeft liggen en het ondoenlijk is om haar werknemers hierover te instrueren. De rechter overweegt dat Action er zelf voor kiest een zeer divers en steeds wisselend winkelaanbod te hebben. Dat het ondoenlijk is om voor één enkel product  tussen de veelheid van artikelen haar werknemers te instrueren ligt in de risicosfeer van Action en ontslaat haar niet van haar verantwoordelijkheid als werkgever om te zorgen voor een veilige werkomgeving waar dergelijke ongevallen zich niet voor kunnen doen.

Conclusie

De werkgever is in deze dus aansprakelijk voor de letselschade opgelopen door haar werkneemster. Het feit dat de arbeidsinspectie heeft geoordeeld dat het een ongelukkige samenloop van omstandigheden was maakt het oordeel van de rechter niet anders.

Ook als de arbeidsinspectie een arbeidsongeval niet verder onderzoekt omdat zij meent dat de werkgever niet in strijd heeft gehandeld met de Arbowet kan een werkgever toch aansprakelijk zijn. Het loont dan ook [als slachtoffer] om zich toch te laten adviseren over de haalbaarheid van een dergelijke zaak.

Edith de Koning
Edith de Koning-Witte

Moet verzekering van ouders de schade van een 3 jarig kind vergoeden?

Een 3 jarige veroorzaakt schade aan de auto van een ander. Moet verzekering van de ouders de schade vergoeden?

Wat is er gebeurd?

Het 3 jarig zoontje van een kennis van eiser zat in de auto bij eiser. Eiser gaat tanken en laat de sleutel in het contact. Het zoontje zou zelf de veiligheidsgordel  hebben losgemaakt en het panoramadak hebben geopend. Vervolgens heeft hij  [al hangend aan het dak] door het geopende dak een blikje naar buiten op de motorkap gegooid.  Er is aanzienlijke schade op de motorkap en het panoramadak functioneert niet meer. De moeder van het zoontje meldt de schade op haar verzekering.

Standpunt verzekeraar

De verzekeraar vergoedt de schade niet. Volgens haar kan de schade nooit zijn ontstaan op de wijze zoals door eiser is gesteld.  Uit de expertise volgt:

– het is het vrijwel onmogelijk dat het niet functioneren van het panoramadak  is veroorzaakt door de driejarige, de vermoedelijke oorzaak is zeer waarschijnlijk een mechanisch eigen gebrek;

-het is onaannemelijk dat een driejarige  de juiste knop voor de bediening van het dak weet te vinden;

-de deuk in de motorkap  kan volgens de expert niet zijn ontstaan door een blikje wat uit het dak is gegooid. De afstand van het dak  naar de plaats waar de deuk in de motorkap zit  kan volgens de expert niet door een 3 jarig kind worden overbrugt.

Tevens beroept de verzekeraar zich op eigen schuld aan de zijde van de eiser.

Eiser stapt naar de rechter.

Oordeel kantonrechter

Het verweer inzake eigen schuld behandelt de rechter eerst en gaat hier blijkbaar uit van de gang van zaken zoals die door eiser is gesteld.

De ouders van het driejarig kind zijn risico aansprakelijk. Echter de rechter oordeelt dat er eigen schuld is aan de zijde van de eigenaar van de auto. De eigenaar van de auto had de sleutels moeten meenemen bij het verlaten van de auto. Hij heeft echter de sleutels in het contact laten zitten en daarmee het contact aangelaten. Dit terwijl het constructieboekje duidelijk bepaalt:

Neem altijd alle voertuigsleutels mee wanneer u het voertuig verlaat. Kinderen of onbevoegden kunnen het voertuig vergrendelen, de motor starten of het contact inschakelen en zo elektrische apparatuur  bedienen, zoals bijvoorbeeld de ramen”

Als reden voor het aan laten staan van het contact geeft eiser aan dat de verwarming van de auto aan kon blijven gelet op de wintertemperaturen. Dit weegt echter niet op tegen de gevaarzetting die het aan laten staan van het contact met zich brengt in de situatie dat kleine kinderen zich zonder verder toezicht in de auto bevinden, aldus de kantonrechter.

De schade blijft geheel voor eigen rekening.

Uitspraak kantonrechter:  ECL:NL:RBMNE:2020:3130

Edith de Koning
Edith de Koning-Witte

Dierenarts gewond bij noodslachting stier. Veehouder aansprakelijk?

Dierenarts gewond bij noodslachting stier. Veehouder aansprakelijk? In 2016 moest een stier op het bedrijf van de veehouder worden gedood. De stier kon niet meer vervoerd worden naar het slachthuis omdat hij niet op zijn poten kon staan. De stier woog ruim 600 kg. Het uitvoeren van een dergelijke noodslachting is voorbehouden aan de dierenarts. Dit ging niet helemaal goed.

Wijze van slachten

Een noodslachting wordt uitgevoerd door een geladen schiettoestel (ook wel schietmasker genoemd) op het voorhoofd van het dier te zetten en af te vuren waarna een metalen pen in het hoofd van het dier schiet en het dier direct bedwelmd c.q. bewusteloos moet raken. Vervolgens dienen de halsslagaders van het dier doorgesneden te worden, waarna het doodbloedt.

Het ongeval

De dierenarts is naar de stal gegaan met de veehouder. De stier lag rustig in een hok. De dierenarts  is het hok ingegaan, heeft zijn schiettoestel op het voorhoofd van de stier gezet en heeft de pen afgevuurd. De stier bleek echter van het schot niet bedwelmd te zijn geraakt, maar lag wel weer rustig. De dierenarts is een paar meter bij de stier vandaan gegaan om zijn toestel opnieuw te laden. Op dat moment heeft de stier zich plotseling opgericht en een sprong gemaakt. De stier is uiteindelijk op het rechter onderbeen van de dierenarts terecht gekomen, dat daarbij is gebroken.

Letsel en gevolgen

Vanwege complicaties waren 6 operaties noodzakelijk. De dierenarts kan korte stukken lopen. De dierenarts houdt praktijk voor gezelschapsdieren en is daarnaast ook veearts in loondienst. Hij is vanwege het letsel inmiddels afgekeurd voor zijn werk als veearts.

Aansprakelijkstelling

De dierenarts heeft de eigenaar van de stier en diens verzekeraar aansprakelijk gesteld op basis van 6:179 BW.

De grondslag voor risico-aansprakelijkheid voor door een dier aangerichte schade is het gevaar dat schuilt in de eigen energie van het dier en het onberekenbare element dat in die energie ligt opgesloten. Dit brengt mee dat voor toepassing van artikel 6:179 BW nodig is dat de schade veroorzaakt is door een eigen gedraging van het dier, waarbij het dier dus niet ‘als instrument handelt van de persoon, die hem berijdt of leidt’ . Het gaat om onberekenbaar gedrag van het dier.

De dierenarts stelt kort gezegd dat de veehouder als bezitter dan wel als bedrijfsmatig gebruiker van de stier aansprakelijk is voor de schade die de stier heeft aangericht en gehouden is [dan wel zijn verzekeraar] deze schade te vergoeden.

De veehouder [diens verzekeraar] stelt dat de dierenarts niet het slachtoffer is geworden van het onberekenbare gedrag van de stier echter van onberekenbaar gedrag na een onjuiste behandeling. De plotselinge sprong van de stier is geen uiting van de eigen energie van het dier, maar een voorzienbaar gevolg van een niet goed uitgevoerde noodslachting, aldus de veehouder. Op de eerste plaats heeft de dierenarts een fout gemaakt bij het schieten. En op de tweede plaats had de dierenarts de stier moeten fixeren.

Beoordeling rechtbank

De dierenarts heeft de plotselinge sprong van de stier niet verlangd. In tegendeel, De dierenarts  heeft juist beoogd de stier bewusteloos te schieten. Enige tijd nadat was gebleken dat het schot niet dit beoogde effect had, heeft het dier plotseling, spontaan, autonoom en onverwacht een sprong gemaakt. Dergelijk onberekenbaar gedrag van dieren rechtvaardigt juist de risico-aansprakelijkheid van art. 6:179 BW.

Redelijk handelend en bekwaam dierenarts

Dat het schot niet tot bedwelming van het dier heeft geleid wil niet zegen dat de dierenarts niet heeft gehandeld als een redelijk handelend bekwaam dierenarts. Dat een rund niet bewusteloos raakt van een eerste schot is niet ongewoon blijkt uit onderzoek van het NVWA. De veehouder /verzekeraar had moeten stellen en toelichten waarom de dierenarts niet heeft geschoten zoals van een redelijk handelend en bekwaam veearts mocht worden verwacht.

Dat de dierenarts tot fixatie was gehouden heeft de veehouder/verzekeraar onvoldoende toegelicht. Volgens het NVWA moet de kop worden gefixeerd ter bescherming van het rund. Dat dit voorschrift (mede) ertoe strekt de betrokken veearts tegen het dier te beschermen, volgt nergens uit en heeft de veehouder/verzekeraar ook niet nader toegelicht.

Risicoaanvaarding door dierenarts?

De uitvoering van de opdracht tot het uitvoeren van de noodslachting bracht voor de dierenarts noodzakelijkerwijs risico’s mee, die de dierenarts vrijwillig en bewust heeft aanvaard.

De rechtbank oordeelt echter dat er geen grond is om in dit geval het risico bij de dierenarts te leggen. Immers zonder concrete directe aanleiding had de stier op een onverwacht moment een sprong gemaakt waardoor de dierenarts, die toen enige meters van de stier verwijderd was, werd geraakt, Ook volgens de verklaring van de veehouder ter zitting was dit een uniek en onvoorzienbaar voorval.

Een beroep op eigen schuld gaat niet op.

De veehouder is volledig aansprakelijk en zal de letselschade moeten vergoeden.

Volledige uitspraak:  ECLI:NL:RBGEL:2020:4086

Edith de Koning
Edith de Koning-Witte

Hoge Raad: arts niet aansprakelijk voor gebruik ongeschikte medische hulpzaak

Als de arts gebruik maakt van een ongeschikte hulpzaak dan wordt dit toegerekend aan de arts en het ziekenhuis tenzij dit onredelijk zou zijn.

Uit de wet blijkt de risicoaansprakelijkheid voor het gebruik van gebrekkige medische hulpmiddelen van de hulpverlener, artikel 6:77 BW ;

Wordt bij de uitvoering van een verbintenis gebruik gemaakt van een zaak die daartoe ongeschikt is, dan wordt de tekortkoming die daardoor ontstaat de schuldenaar toegerekend, tenzij dit, gelet op inhoud en strekking van de rechtshandeling waaruit de verbintenis voortspruit, de in het verkeer geldende opvattingen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk zou zijn.”

Tussen patiënt en hulpverlener is sprake van een geneeskundige behandelingsovereenkomst. Op grond hiervan kan de patiënt de hulpverlener en ziekenhuis aanspreken als er sprake is van een tekortkoming in de uitvoering van de behandelingsovereenkomst.

Artsen en ziekenhuizen worden dan ook met regelmaat aangesproken voor schade ontstaan door het gebruik van een ongeschikt hulpmiddel.

De uitspraken van de lagere rechtspraak laat echter vele uitkomsten zien.

In de literatuur wordt al geruime tijd bepleit dat voor artsen en/of ziekenhuizen een [risico] aansprakelijkheid bestaat voor productfalen van medische hulpzaken, mede gelet op artikel 6:77 BW. Deze risico aansprakelijkheid is in het belang van de patiënt die schade lijdt door het gebruik van een ongeschikt hulpmiddel. Dit maakt nl. het verhaal van de schade eenvoudiger voor het slachtoffer.  Het slachtoffer zou zich anders moeten wenden tot de producent.

De Hoge Raad gaat hier echter niet in mee.

Zij heeft zich onlangs gebogen over dit vraagstuk in twee zaken.

1. Miragelplombe

In 1992 werd patiënt in het toenmalige RadboudUmc geopereerd aan zijn rechteroog wegens loslating van het netvlies. Bij die operatie werd onder meer gebruik gemaakt van een miragel plombe.

In verband met aanhoudende klachten besloot de arts om de miragelplombe in 2006 te verwijderen. De Miragelplombe bleek te zijn gezwollen en fragmenteerde bij verwijdering, met schade als gevolg.

De Rechtbank en het Gerechtshof waren van oordeel dat  er sprake was van een ongeschikte zaak in de zin van art. 6:77 BW. Arts en ziekenhuis zijn aansprakelijk, aldus deze lagere rechtspraak.

De Hoge Raad oordeelt thans echter anders. Van doorslaggevend belang is of  de hulpzaak volgens de destijds  heersende medische inzichten geschikt werd geacht [zgn. ‘state of art’].

Het enkele feit dat naderhand is gebleken dat de plombe niet geschikt was brengt niet met zich mee dat het gebruik ervan als tekortkoming kan worden aangemerkt, aldus de Hoge Raad. Dus geen aansprakelijkheid van arts en ziekenhuis.

2. PIP implantaten

Voor borstvergroting zijn implantaten bij verschillende patiënten geplaatst. Het implantaat blijkt ongeschikt en er ontstaat schade bij de betreffende patiënten.

Ook hier kwam de Hoge Raad niet tot aansprakelijkheid van de arts en ziekenhuis.  De Hoge Raad concludeert dat de toerekening van de gebrekkige  hulpzaak aan de arts en het ziekenhuis niet redelijk was. De volgende omstandigheden waren hierbij van belang:

  • Het ging om grootschalige en ernstige fraude.
  • De hulpverlener had daardoor geen grotere deskundigheid over de hulpzaken.
  • Het aannemen van aansprakelijkheid tot een grote hoeveelheid omvangrijke schadeclaims terwijl de hulpverlener slechts een beperkte verzekering kan afsluiten.
  • De hulpverlener kan de schade niet verhalen op de producent nu deze failliet is.

Conclusie

Uit deze arresten blijkt dat art. 6:77 BW slechts een beperkte omvang heeft. Je kan niet meer echt van een risico aansprakelijkheid spreken voor de arts en het ziekenhuis voor het gebruik van ongeschikte medische hulpzaken.

Het enkele feit dat het medisch hulpmiddel op grond van naderhand opgekomen medische  inzichten  ongeschikt wordt bevonden, brengt niet mee dat het gebruik van de zaak als een tekortkoming moet worden aangemerkt.

Ook de toerekenbaarheid wordt niet snel aangenomen.

Dit betekent dat de patiënten die een dergelijke kwestie overkomt veelal de producent aansprakelijk moeten stellen. In het geval van faillissement van de producent blijft de patiënt helaas met lege handen staan.

Volledige uitspraken:

ECLI:NL:HR:2020:1090

ECLI:NL:HR:2020:1082

Edith de Koning
Edith de Koning-Witte